Historie

Geschiedenis van honkbal en softbal in Nederland


De geschiedenis van het honkbal in Nederland begint ergens aan het begin van de twintigste eeuw. Het is de Amsterdamse gymastiekleraar J.C.G. Grasé die de sport voorstelt bij de eind 1902 opgerichte Amsterdamschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding (ABLO). De heer Grasé is bestuurslid en stelt voor een zomersport te introduceren. Het verhaal gaat dat Grasé honkbal 'ontdekte' tijdens een vakantie toen hij voor het eerst in aanraking kwam met het 'Amerikaanse baseball'.

In 1903 is honkbal één van de sporten die wordt onderwezen door de ABLO, samen met ondermeer korfbal, slingerbal en vierkantbal. In daaropvolgende jaren wordt honkbal gespeeld op verschillende scholen, vaker dan het eveneens net geïntroduceerde korfbal. In 1905 stelt de ABLO dat voetbal en korfbal voldoende voorzien in spelen voor 'het koude jaargetijde' en organiseert in Amsterdam een cursus tot de vorming van 'spelleiders' in de zomersporten, namelijk honkbal, kaatsen en kastie. Zo komt honkbal in Amsterdam meer en meer op de programma's te staan tijdens de lessen voor lichamelijke opvoeding van scholen en 'opvoedkundige instellingen', waaronder één in Doetinchem. Ook worden er regelmatig demonstratiewedstrijden gespeeld.

Na het vertalen van de Amerikaanse regels en het demonstreren van het honkbalspel volgt rond 1906 de oprichting van de eerste honkbalclub, de Amsterdamsche Honkbal Club (AHC). Die bestaat voornamelijk uit leraren en doktoren van boven de dertig jaar. Ook Grasé sluit zich bij deze club aan, net als Emile Bleesing, die later een zeer belangrijke rol zou gaan spelen in de ontwikkeling van het honkbal in ons land. Kort erna vormen leerlingen van een aantal middelbare scholen ook een team, net als gymastiekvereniging Hercules onder leiding van de heer Baggelaar.

In deze beginjaren groeit de belangstelling voor honkbal. Niet alleen de heer Grasé doet veel voor de verspreiding van de sport, ook Bleesing en Baggelaar doen dat. Op initiatief van Grasé wordt op 16 maart 1912 in Amsterdam de Nederlandsche Honkbal Bond (NHB) opgericht. In 1913 volgt de oprichting van Quick als vierde club. De nieuwe bond is vanaf het begin heel actief en organiseert regelmatig demonstraties, waaraan door de aangesloten verenigingen enthousiast wordt meegewerkt. De eerste twee clubs verdwijnen kort hierna, maar Hercules en Quick gaan  door en spelen regelmatig demonstratiewedstrijden tegen elkaar. Twee jaar na de oprichting wordt Bleesing bondsvoorzitter. Baggelaar wordt eveneens bestuurslid en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling op het gebied van scheidsrechters. In de beginjaren leidt hij vrijwel alle wedstrijden in zijn eentje, waarna hij via cursussen uiteindelijk de broodnodige collega's krijgt.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ligt de ontwikkeling wat stil, maar na afloop daarvan, in 1918, komt er hulp van de in Den Haag geïnterneerde Canadese en Amerikaanse militairen. Er worden onderlinge wedstrijden gespeeld, waarna er weer een groei komt. Verschillende Amsterdamse voetbalverenigingen besluiten een honkbalafdeling op te zetten als (overbruggende) zomersport. Veel voetballers gaan dan ook in de zomermaanden honkballen. Tot de eerste voetbalverenigingen die gaan honkballen behoren Blauw-Wit (waar Drilling gaat spelen) en Ajax. Het zijn Quick, Hercules, Blauw-Wit en Ajax die in 1922 aan de eerste competitie deelnemen. Quick wordt de allereerste kampioen. Een jaar later volgt de oprichting van SC Haarlem, de eerste vereniging buiten Amsterdam.

Hercules stopt kort erna met spelen, maar Quick gaat verder en deze Amsterdamse vereniging bestaat nog altijd. Quick is daarmee niet alleen de oudste honkbalvereniging van Nederland, maar mogelijk zelfs van heel Europa. In de beginjaren van onze honkbalgeschiedenis vervult Quick een pioniersrol. Niet alleen omdat Bleesing hier gaat spelen (en bestuurslid is), maar ook omdat latere leden zoals M.C. Bakker en Willem Drilling een belangrijke rol spelen.

Emile Bleesing is dan inmiddels bondsvoorzitter en zou ruim dertig jaar leiding geven aan de Nederlandsche Honkbal Bond. Bleesing is zeer inventief, organiseert op verschillende locaties in het land wedstrijden, gaat naar scholen, houdt lezingen en weet steeds meer voetbal- en andere verenigingen te interesseren een honkbalafdeling op te zetten. Ook zorgt hij voor de eerste internationale contacten.

Wanneer er een Amerikaans oorlogsschip op bezoek is in de Amsterdamse haven maakt Bleesing een afspraak met de kapitein en dat resulteert in wedstrijden van de bemanning tegen het 'bondsnegental'. Dat is een voorloper van het Nederlands team en bestaat in die jaren voornamelijk uit Amsterdamse spelers.

Intussen is de ontwikkeling van honkbal ook in aangrenzende landen op gang gekomen. Tot verbazing van het bondsbestuur wordt er ook in België gehonkbald. Bleesing zoekt onmiddellijk contact en zo speelt het Nederlands honkbalteam op 26 augustus 1934 de allereerste interlandwedstrijd. Oranje wint met 21-12 van de Belgen. Een traditie is geboren, want de onderlinge wedstrijden tussen Nederland en België blijft vele jaren op de agenda staan. In 1936 neemt Nederland voor het eerst deel aan een buitenlands toernooi als in de Franse hoofdstad Parijs wordt gespeeld.

Intussen pakken eind jaren dertig donkere wolken zich samen boven Europa met de Tweede Wereldoorlog als gevolg. In deze moeilijke jaren weet de NHB jaarlijks toch een competitie af te werken. In 1945 is het echter niet mogelijk om te reizen en is er alleen een kleine lokale competitie in Amsterdam en Haarlem. De mannen vinden in hun sport een beetje ontspanning in deze zware jaren. Om ook de vrouwen een vorm van afleiding te bezorgen ontwikkelt de Haarlemse gymastiekleraar Jules Kammeijer een variant van het honkbal. Het moet ergens rond 1943 zijn geweest als Kammeijer met zijn 'vrouwen-honkbal' besluit de honken wat dichterbij te plaatsen, net als de werpplaat en er wordt onderhands gegooid. Groot is de verbazing als na afloop van de Tweede Wereldoorlog Amerikaanse soldaten hetzelfde soort spel spelen, maar het softbal noemen.

In de jaren die volgen op de Tweede Wereldoorlog is sport een belangrijke ingrediënt in de verwerking van de ontberingen van de voorbije periode. De NHB hervat de competities en verschillende verenigingen in de regio Haarlem richten vanaf het einde van de jaren veertig een softbalafdeling voor vrouwen op. Daaronder verenigingen als HHC, EDO, HCK en Terrasvogels. Tegen het einde van de jaren zestig komen er ook meer en meer softbalafdelingen voor mannen.

De kwaliteit van het honkbal groeit zienderogen in de jaren vijftig. In 1956 neemt het Nederlands honkbalteam voor het eerst deel aan het Europees Kampioenschap en in de Italiaanse hoofdstad Rome wordt gelijk de titel gepakt. Het is de eerste van zeven opeenvolgende Europese titels. Ook het softbal ontwikkelt zich gestaag en op 15 december 1951 wordt de Nederlandse Dames Softball Bond (NDSB) opgericht. Later wordt de naam gewijzigd in Nederlandse Amateur Softball Bond (NASB). Kort erna zijn er al competities, is er een eerste nationale ploeg en worden in de jaren zestig de eerste internationale wedstrijden gespeeld. In 1979 staat er voor het eerst een Europees Kampioenschap op de internationale agenda. Eveneens in Italië (Rovereto) wordt Nederland de eerste Europese softbalkampioen. Oranje verovert de titel viermaal op rij. Eind jaren zeventig fuseren de honkbal- en softbalbond en gaan samen verder als Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB).

Toernooien hebben door de jaren heen altijd een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de spelkwaliteit van het Nederlandse honkbal en softbal. Zo wordt in 1961 de eerste Haarlemse Honkbalweek georganiseerd en maakt het Nederlandse publiek voor het eerst kennis met internationaal honkbal. Maar, zo wordt gezegd, het is ook een eerste kennismaking met de manier zoals Amerikanen honkbal spelen. De eerste deelnemers aan de Honkbalweken zijn namelijk teams die zijn samengesteld uit Amerikaanse militairen die zijn gelegerd in het toenmalige West-Duitsland, Frankrijk en Engeland. Vanaf 1963 worden de wedstrijden van de Honkbalweek gespeeld in het Haarlemse Pim Mulier Stadion, het eerste honkbalstadion in Europa. De Honkbalweek voorziet duidelijk in een behoefte en wordt één van de meest toonaangevende internationale evenementen, die ook wereldwijd hoog in aanzien staat.

In 1985 volgt een tweede toernooi, het World Port Tournament in Rotterdam op het complex van Neptunus. Het WPT wordt net zo succesvol en krijgt internationaal eveneens veel aanzien. Vanaf dat moment kan de honkballiefhebber jaarlijks genieten van tophonkbal op eigen bodem. In 1980 wordt voor het eerst de Haarlemse Softbalweek georganiseerd. Dit evenement is eveneens zeer succesvol, maar na tien edities valt helaas het doek. Nog altijd wordt geprobeerd om tot een vervolg van de Softbalweek te komen. Wie weet in de toekomst. Naast de Haarlemse Honkbalweek, de Haarlemse Softbalweek en het World Port Tournament worden in Nederland ook vele andere toernooien georganiseerd. Zoals het Europees Kampioenschap voor zowel honkbal, softbal vrouwen en softbal mannen en vele Europa Cup-toernooien in de drie sporten. Maar Nederland krijgt ook de organisatie toegewezen voor het Wereldkampioenschap. Driemaal is het WK honkbal in Nederland (1986, 2005, 2009), eenmaal spelen de beste mondiale softballanden op Nederlandse bodem (2014).

Halverwege de jaren zeventig staat werper Win Remmerswaal van het Haagse Storks in de belangstelling van Amerikaanse scouts. In 1979 wordt hij de eerste in Nederland geboren en opgegroeide honkballer die in de Major League debuteert als hij de heuvel beklimt bij Boston Red Sox. Rikkert Faneyte (1993) en Robert Eenhoorn (1994) worden daarna respectievelijk de tweede en derde Nederlander in de hoogst haalbare profcompetitie. Er zouden nog vele Nederlandse honkballers volgen die de mogelijkheid krijgen professioneel te spelen. Een aantal van hen bereikte de Major League, zoals Ralph Milliard, Rick van den Hurk, Roger Bernadina en Greg Halman. Ook op Curaçao en Aruba worden spelers gescout. Dat resulteert eveneens in een groot aantal profspelers onder aanvoering van ondermeer Hensley Meulens, Andruw Jones, Didi Gregorius, Xander Bogaerts, Kenley Jansen, Andrelton Simmons, Jurickson Profar en Ozzie Albies, die allemaal de Major League bereiken. Meulens is in 1989 de eerste Antilliaanse honkballer die in de Major League speelt als hij uitkomt voor New York Yankees. Maar ook Nederlandse softbalsters weten door te dringen tot de Amerikaanse profcompetitie, want Virginie Annveld, Dagmar Bloeming en Britt Vonk komen uit in de National Pro Fastpitch (NPF), terwijl Eva Voortman in de Japanse competitie speelt.

Honkbal en softbal ontwikkelen zich tot toonaangevende sporten met vele successen in allerlei leeftijdscategoriën. Op Europees niveau, maar ook op mondiaal niveau. Zo mogen sinds 1999 actieve profspelers uitkomen voor nationale ploegen. De hierboven genoemde spelers komen ook daadwerkelijk voor Oranje uit en zorgen met hun kwaliteiten voor succesvolle prestaties. Een hoogtepunt komt er in 2011 als Nederland in Panama wereldkampioen wordt. In 2013 en 2017 bereikt het Team Kingdom of the Netherlands beide keren de halve finale van de World Baseball Classic. In 2016 dringt het Nederlands softbalteam door tot de halve finale van het wereldkampioenschap, de hoogste klassering ooit op een mondiaal evenement. Op clubniveau zijn er ook Europese successen, want niet alleen nemen jaarlijks Nederlandse clubs deel aan de Europa Cup-toernooien, de beker wordt ook heel vaak gewonnen. Zo is het softbalteam van Terrasvogels recordhouder met 37 deelnames aan een Europees bekertoernooi.

Beeball, de variant voor de jongste beoefenaren van onze sporten, groeit de laatste jaren. Ook het slowpitch softbal is in ontwikkeling en heeft al enige jaren een eigen nationale ploeg die in 2018 voor het eerst deelnam aan een Europees Kampioenschap.

Ook op bestuurlijk niveau en bij wedstrijd-officials doet Nederland het heel goed. Guus van der Heijden (honkbal) en Theo Vleeshhouwer (softbal) zijn vele jaren voorzitter van de Europese Bonden. Andere bestuurders hebben eveneens zitting in de besturen van de overkoepelende bonden. Nederlandse scheidsrechters, official scorers en commissioners krijgen aanstellingen voor internationale evenementen in binnen- en buitenland.

Honkbal begon in Amsterdam, dat vele jaren de toon zette. Vanuit de hoofdstad verspreidde honkbal zich over het hele land. Na vele Amsterdamse landskampioenen waren Haarlem (Haarlem Nicols) en Rotterdam (Sparta) succesvol in de jaren zestig en zeventig. De Haarlemse successen werden voortgezet in de jaren tachtig. In de 21e eeuw zorgt Neptunus met vele landstitels voor Rotterdamse successen. Haarlem is de bakermat van softbal. Door de jaren heen veroveren verenigingen uit Haarlem of de eromliggende plaatsen de ene na de andere kampioenstitel.

Haarlem is met 36 landskampioenen de meest succesvolle softbalstad, Amsterdam is de meest succesvolle honkbalstad met 33 kampioenen. De meeste kampioenen in het herensoftbal zijn afkomstig uit Den Haag, namelijk twaalf. Maar door de jaren heen zijn er ook veel successen in Noord-Brabant en het oosten van het land in de regio Enschede. The Battle of the Castle in Oosterhout en de Europese Little League Kampioenschappen in Moergestel en Breda zijn daar voorbeelden van.

Honkbal en softbal worden in het hele land gespeeld, op vele plaatsen en in alle provincies. Honkbal en softbal zijn en blijven populair. De KNBSB ontwikkelt en stimuleert allerlei varianten. Kortom, de geschiedenis van honkbal en softbal Nederland blijft altijd in beweging en zorgt telkens voor nieuwe hoofdstukken!

Tekst: Marco Stoovelaar