
Spelregels
Spelregels softbal

De basisspelregels van softbal
Hoe ziet een softbalveld eruit? Welke posities zijn er binnen een team? Wat is de opzet van een softbalwedstrijd? En wat zijn in het kort de basisregels– hoe kun je punten scoren en hoe maak je spelers uit?
Hoe ziet een softbalveld eruit?
Een softbalveld heeft een opvallende vorm, dat lijkt op een diamant of kwart cirkel. Het speelveld bestaat uit een binnenveld (infield) en een buitenveld (outfield).
Het binnenveld wordt gevormd door de vier honken in een vierkant:
- de thuisplaat – dit is waar de slagvrouw staat en waar je terugkomt nadat je over alle honken bent gegaan;
- het eerste honk;
- het tweede honk;
- het derde honk.
Dit komt precies overeen met een honkbalveld, alleen is het veld kleiner van formaat. De afstand tussen de honken is 18,3 meter. In het midden van het binnenveld, bevindt zich de pitchercirkel met daarin de pitcherplaat. De pitcher moet bij de start van de worp met beide voeten contact hebben met de plaat en vervolgens binnen de cirkel de bal hebben gegooid. De afstand tussen pitcherplaat en thuisplaat is 13,11 meter.
Buitenveld
Buiten het gravel binnenveld, ligt het buitenveld – een groot grasveld. Het gehele speelveld wordt gemarkeerd door lijnen en de homerun-omheining. De lijnen lopen van de thuisplaat via de buitenkant van het eerste honk naar de omheining en vanaf de thuisplaat via de buitenkant van het derde honk naar de omheining. Deze lijnen zijn de zogenaamde foutlijnen. Wanneer de bal buiten de lijnen wordt geslagen is dat een foutbal. Als de bal over de omheining wordt geslagen en dus niet meer gevangen kan worden, dan is het een homerun.
Posities in het veld
In het softbal heb je een aanvallende partij (het slagteam) en een verdedigende partij (het veldteam).
Het slagteam probeert de bal het veld in te slaan om vervolgens via de drie honken weer terug te komen bij de thuisplaat en zo een punt voor het team te scoren.
- Bij het slagteam is er een volgorde van 9 slagmensen opgesteld. Zij komen om de beurt aan slag, tot het veldteam drie uit heeft gemaakt.
- In sommige gevallen (op de hogere niveaus) slaan de pitchers niet en is er een aangewezen slagvrouw om het slagteam te complementeren. Deze speelster is dan niet actief in het veldteam.
Bij softbal zijn er negen veldposities:
- Pitcher – de werper die de bal onderhands gooit.
- Catcher – de vanger die achter de slagvrouw zit.
- Eerste honk (1B) – verdedigt het eerste honk.
- Tweede honk (2B) – staat tussen eerste en tweede honk.
- Derde honk (3B) – verdedigt het derde honk.
- Shortstop – tussen tweede en derde honk.
- Left fielder – buitenveld links.
- Center fielder – buitenveld midden.
- Right fielder – buitenveld rechts.
Iedere speelster heeft een eigen rol en moet samenwerken met het team om de tegenstanders uit te schakelen.
Opzet van een softbalwedstrijd
Softbal wordt gespeeld tussen twee teams van elk negen spelers. Als team probeer je punten (runs) te scoren door de bal te slaan, over de honken te rennen en veilig de thuisplaat te bereiken.
Tijdens een wedstrijd worden (in principe*) 7 innings gespeeld. Een inning bestaat uit twee helften. Een helft van een inning is afgelopen als het veldteam drie spelers van het slagteam uit heeft gemaakt. Na drie uit, wisselen de teams van rol: het veldteam gaat aan slag en het slagteam gaat het veld op.
Het bezoekende team start altijd de inning met de slagbeurt.
- De slagbeurt begint wanneer een speelster van het aanvallende team aan slag komt.
- De werper (pitcher) van het verdedigende team werpt de bal met een onderhandse, snelle worp richting de slagvrouw (batter), die probeert de bal met haar knuppel weg te slaan.
- Als de slagvrouw de bal goed raakt, probeert zij naar het eerste honk of, als mogelijk, verder te rennen. De slagvrouw wordt zo honkloper.
- Wanneer de bal niet geraakt wordt, is daar de catcher om de bal af te vangen.
- Het doel is om als honkloper langs het eerste, tweede en derde honk te lopen, zonder dat de veldspelers je ‘uit’ maken. Op de honken ben je veilig.
- Als je uiteindelijk de thuisplaat (home plate) weet te bereiken, heb je een run gescoord voor jouw team.
De winnaar van de softbalwedstrijd is het team met de meeste runs aan het einde van de laatste inning. Elke speelster die veilig de thuisplaat passeert, scoort een punt. Als beide teams na zeven innings evenveel punten hebben, kan het spel doorgaan in extra innings tot er een winnaar is.
*) In principe omdat in het geval dat het verschil in punten vrijwel niet te overbruggen is, de mercy rule wordt toegepast. Dat geldt wanneer er sprake is van 15 punten verschil in de derde inning, 10 in de vierde inning of 7 in de vijfde inning. In dat geval wordt de wedstrijd gestopt. Op sommige niveaus wordt er op tijd gespeeld in plaats van een vastgesteld aantal innings.
Hoe scoor je punten?
Een punt wordt gescoord wanneer een speelster:
- alle honken in volgorde passeert (1-2-3),
- veilig (zonder uitgemaakt te worden) terugkeert naar de thuisplaat.
Je kunt meerdere punten in één keer scoren wanneer er al speelsters op de honken staan, op het moment dat iemand een goede slag maakt. De meest spectaculaire manier om te scoren is via een homerun: als de bal buiten het speelveld wordt geslagen, kunnen de slagvrouw en eventuele andere honklopers alle honken in één keer passeren (zonder uitgemaakt te kunnen worden) en scoren.
Hoe word je ‘uit’ gemaakt?
In softbal draait het niet alleen om punten scoren, maar ook om de tegenstander uitschakelen, oftewel: iemand ‘uit’ maken. Dat kan op verschillende manieren gebeuren:
- Drie slag (strikeout): Als de slagvrouw drie keer niet - of misslaat op goede worpen (slag/ strikes), ben je uit. Het is een slag wanneer de bal over het gebied van de thuisplaat en tussen de knie en oksel van de slagvrouw wordt gegooid en de speelster niet slaat. Wat binnen en buiten deze slagzone valt, is aan de scheidsrechter die achter de plaat staat.
- Wanneer de slagvrouw naar de bal slaat, ongeacht of deze zich binnen of buiten de slagzone bevindt, maar mist.
- Wanneer de slagvrouw de bal fout raakt en deze niet binnen de lijnen van het veld belandt. De foutbal telt alleen bij een eerste en tweede slag, na de tweede slag tellen fout geraakte ballen niet meer mee als slag.
- Een worp die geen slag is en niet door de batter wordt ‘geslagen’, wordt een wijdbal (ball) genoemd. Als de pitcher 4 wijd gooit, mag de slagvrouw doorgaan naar het eerste honk. Dit wordt een ‘walk’ genoemd.
- Vangbal (catch): als de slagvrouw de bal slaat en een veldspeler de bal direct uit de lucht vangt (zonder dat deze de grond raakt), is ze uit. Andere lopers op de honken moeten terug naar hun oorspronkelijke honk voordat ze worden getikt.
- Tik uit (tag out): als een veldspeelster een loper met de bal aanraakt terwijl die tussen de honken loopt en niet op een honk staat, is de loper uit. Om een loper uit te tikken, moet de veldspeelster de loper tikken met de softbal of met de handschoen die de softbal vasthoudt.
- Gedwongen uit (force out): als een loper verplicht naar het volgende honk moet en een veldspeler de bal eerder op het honk heeft (voet op het honk en controle over de bal), is de loper uit.
- Te ver van het honk afstaan/ honk stelen: als een honkloper een honk probeert te stelen of te ver van het honk staat, kan de werper of catcher ze mogelijk uitgooien. In dit geval moeten ze de loper tikken.
Spelregels honkbal
De basisspelregels van honkbal
Hoe ziet een honkbalveld eruit? Welke posities zijn er? Hoe speel je honkbal – wat is de opzet van een wedstrijd? Hoe kun je punten scoren en hoe maak je spelers uit? Vind hier de belangrijkste (basis) regels van het honkbal.

Hoe ziet een honkbalveld eruit?
Het honkbalveld heeft een opvallende vorm dat lijkt op een kwartcirkel of een diamant. Het speelveld bestaat uit een infield (binnenveld) en een outfield (buitenveld). Het binnenveld wordt gevormd door vier honken in een vierkant:
- Thuisplaat – dit is waar de slagman staat en waar je terugkomt nadat je over alle honken bent gegaan.
- Eerste honk
- Tweede honk
- Derde honk
In het midden van het infield bevindt zich de pitcherheuvel met pitcherplaat. De werper moet één voet op het pitcherplaat hebben bij het gooien van de bal. In een standaard honkbalveld is de afstand tussen elk honk 27,4 meter. De afstand van de pitchersheuvel tot de thuisplaat is 18,44 meter.
Buiten het infield ligt het outfield: een groot grasveld. Het veld wordt gemarkeerd door lijnen en de homerun-omheining. De lijnen lopen van de thuisplaat via de buitenkant van het eerste honk naar de omheining en vanaf de thuisplaat via de buitenkant van het derde honk naar de omheining. Dit zijn de foutlijnen. Wanneer de bal buiten de lijnen wordt geslagen, is dat een fout-bal. Als de bal over de omheining vliegt en dus niet meer gevangen kan worden, dan is het een homerun.
Posities in het veld
In het honkbal heb je een aanvallende partij (het slagteam) en een verdedigende partij (het veldteam).
Het slagteam probeert de bal het veld in te slaan om vervolgens via de drie honken weer terug te komen bij de thuisplaat en zo een punt voor het team te scoren.
- Bij het slagteam is er een volgorde van 9 slagmensen opgesteld. Zij komen om de beurt aan slag, tot het veldteam drie uit heeft gemaakt.
- In sommige gevallen (op de hogere niveaus) slaan de pitchers niet en is er een aangewezen slagman om het slagteam te complementeren. Deze speler is dan niet actief in het veldteam.
Het veldteam bestaat uit negen spelers met vaste posities:
- Pitcher – de werper die de bal naar de slagman gooit.
- Catcher – de vanger die achter de slagman zit en de ballen opvangt.
- Eerste honkman (1B) – verdedigt het eerste honk.
- Tweede honkman (2B) – staat tussen het eerste en tweede honk.
- Derde honkman (3B) – verdedigt het derde honk.
- Korte stop (shortstop) – staat tussen tweede en derde honk.
- Linksvelder – linksachter in het buitenveld.
- Midvelder – in het midden van het buitenveld.
- Rechtsvelder – rechtsachter in het buitenveld.
Iedere speler heeft zijn eigen taak en samen proberen ze de slagmannen uit te schakelen.
De opzet van een honkbalwedstrijd
Tijdens een honkbalwedstrijd spelen de teams (in principe*) 9 innings. Een inning bestaat uit twee helften. Eén helft van een inning is afgelopen als het veldteam drie spelers van het slagteam uit heeft gemaakt. Na drie uit, wisselen de teams van rol: het veldteam gaat aan slag en het slagteam gaat het veld op.
Het bezoekende team start altijd de inning met de slagbeurt.
- De slagbeurt begint wanneer een speler van het aanvallende team aan slag komt.
- De werper (pitcher) van het verdedigende team werpt de bal met een bovenhandse gooi richting de slagman (batter), die probeert de bal met zijn knuppel weg te slaan.
- Als de slagman de bal goed raakt, probeert hij naar het eerste honk of, als mogelijk, verder te rennen. De slagman wordt zo honkloper.
- Wanneer de bal niet geraakt wordt, is daar de catcher om de bal af te vangen.
- Het doel is om als honkloper langs het eerste, tweede en derde honk te lopen, zonder dat de veldspelers hem ‘uit’ maken. Op de honken ben je veilig.
- Als je uiteindelijk de thuisplaat (home plate) weet te bereiken, heb je een punt (run) gescoord voor jouw team.
De winnaar van de honkbalwedstrijd is het team met de meeste runs aan het einde van de laatste inning. Elke speler die veilig de thuisplaat passeert, scoort een punt. Als beide teams na negen innings evenveel punten hebben, kan het spel doorgaan in extra innings tot er een winnaar is.
*) In principe omdat in het geval dat het verschil in punten vrijwel niet te overbruggen is, de mercy rule wordt toegepast. Bij 10 punten verschil in de zevende inning, wordt de wedstrijd gestopt. Wanneer bij inning vijf al sprake is van 15 punten verschil, dan betekent dat ook het einde van de wedstrijd. En op sommige niveaus wordt er op tijd gespeeld in plaats van een bepaald aantal innings.
Hoe scoor je punten?
Een punt wordt gescoord wanneer een speler:
- alle honken in volgorde passeert (1-2-3),
- veilig (zonder uitgemaakt te worden) terugkeert naar de thuisplaat.
Je kunt meerdere punten in één keer scoren als er al spelers op de honken staan, terwijl iemand een goede slag maakt. De meest spectaculaire manier om te scoren is via een homerun: als de bal buiten het speelveld wordt geslagen, kunnen de slagman en eventuele honklopers alle honken passeren en scoren.
Hoe word je ‘uit’ gemaakt?
In honkbal draait het niet alleen om punten scoren, maar ook om tegenstanders uitschakelen, oftewel: iemand ‘uit’ maken. Dat kan op verschillende manieren gebeuren:
- Drie slag (strikeout): Als de slagman drie keer niet - of misslaat op goede worpen (slag/ strikes), is hij uit. Het is een slag
- wanneer de bal over het gebied van de thuisplaat en tussen de knie en oksel van de slagman wordt gegooid en de speler niet slaat. Wat binnen en buiten deze slagzone valt, is aan de scheidsrechter die achter de plaat staat.
- wanneer de slagman naar de bal slaat – ongeacht of deze zich binnen of buiten de slagzone bevindt, maar mist.
- Wanneer de slagman de bal fout raakt en deze niet binnen de lijnen van het veld belandt. De foutbal telt alleen bij een eerste en tweede slag, na de tweede slag tellen fout geraakte ballen niet meer mee als slag.
- Een worp die geen slag is en niet door de slagman wordt ‘geslagen’, wordt een wijdbal (ball) genoemd. Als de werper 4 wijd gooit, mag de slagman doorgaan naar het eerste honk. Dit wordt een ‘walk’ genoemd.
- Vangbal (catch): als de slagman de bal slaat en een veldspeler vangt de bal direct uit de lucht (zonder dat deze de grond raakt), is hij uit. Andere lopers op de honken moet terug naar hun oorspronkelijke honk voordat ze worden getikt.
- Tik uit (tag out): als een veldspeler een loper met de bal aanraakt terwijl die tussen de honken loopt en niet op een honk staat, is de loper uit. Om eenloper uit te tikken, moet de veldspeler de loper tikken met de honkbal of met de handschoen die de honkbal vasthoudt.
- Gedwongen uit (force out): als een loper verplicht naar het volgende honk moet en een veldspeler de bal eerder op het honk heeft (voet op het honk en controle over de bal), is de loper uit.
- Te ver van het honk af staan/ honk stelen: als een honkloper een honk probeert te stelen of te ver van het honk staat, kan de werper of catcher ze mogelijk uitgooien. In dit geval moeten ze de loper tikken.